Het bedrog van de marketeer

Onderstaande recensie over de bundel Ons verlangen van Paul Bogaert verscheen in: Ons Erfdeel, 2014, nr. 1, p. 162-163.

Ons verlangen. Gedichten.

Het bedrog van de marketeer. “Ons verlangen” van Paul Bogaert

Ad Zuiderent

Nee, een lezer die houdt van diversiteit hoeft zich met Ons verlangen, de nieuwe dichtbundel van Paul Bogaert, niet te vervelen. Die kan genieten van zulke uiteenlopende woorden als “ballonplooikunst” en “hulpmiddelenpot”, of van woordcombinaties al “zonlicht / glijdt hier door de luxaflex over de kipcurrysalade”, “expertise in het veld van de voorliefdes”, “Galvochtbouillon, / puree van tegenberichten / […] complimentenfondue” – communicatie verpakt als culinaria. Verder komt hij bijvoorbeeld een geblinddoekte Obesitas tegen, die “de contouren van de liefde komt evoceren”; hij is er getuige van dat wordt opgefrist met “een jerrycan Dettol”. Er wordt in deze bundel getest, getraind, geanalyseerd. Diversiteit is troef.

Maar om nu te zeggen, zoals op het achterplat van de bundel gebeurt, dat Ons verlangen een duidelijk overzicht biedt van wat we zeker weten over wat ons allemaal drijft, nee, dat lijkt me reclamejargon. Zoals ook de mededeling dat de bundel aanvankelijk een andere titel zou hebben (MAN & VROUW) en ook iets anders beoogde (“een poging om de geslachten eens goed te belichten”) de lezer eerder op een verkeerd spoor zet dan op het juiste.

En nu we het er toch over hebben, ook de strakke structuur van de bundel is misleidend: 44 genummerde gedichten, onderverdeeld in zes afdelingen van respectievelijk 2, 9, 11, 11, 9 en 2 gedichten. Doorgecomponeerd tot en met, zou je op grond van deze symmetrie denken. Maar alle zes de afdelingen dragen dezelfde titel, “Onzekerheden”, gevolgd door de nummers van de gedichten; zo maakt de indruk van doorgecomponeerdheid plaats voor die van een serie losse gedichten. Wat op de verpakking nog “zeker weten” werd genoemd, blijkt uit een en al “onzekerheden” te bestaan.

Het zal wel de bedoeling zijn, denk je dan: schijnzekerheden bieden in een wereld die bedrogen wil worden. Er valt met enige goede wil zelfs iets als een gezamenlijk thema op te merken: help uzelf of laat u helpen, maar val niet van de wal in de sloot. Laat mij daarom maar positief vervolgen, met een vrij duidelijk, humoristisch gedicht over iets als workshops op een heidag of een training van marketeers (dat ik aan marketeers denk, komt onder andere doordat in een gedicht sprake is van een SWOT-analyse, een analyse die dient om marketingstrategieën te bepalen – sommige woorden hebben al gauw een olievlekeffect):


Al wie opgewekt is, mag naar zaal Paardenbloem.
Dat geldt ook voor iedereen die sterk en spontaan is.
Ook sociale of stoere personen gaan met Geoffrey mee.

De andere blijven hier om de grondverf om te roeren
en daarna een dunnen laag aan te brengen.
Daar heeft iemand een vraag, graag in de loopmicrofoon.

Wat met zelfverzekerde mensen?
Nog even jullie aandacht. Ook zelfverzekerde mensen mogen
Geoffrey of Sylvia volgen naar de Paardenbloem.

De nadruk valt hier niet zozeer op de geschetste situatie, als wel op de taal die voor die situatie bepalend is. En dat juist zelfverzekerde mensen een steuntje in de rug blijken nodig te hebben, is een paradox die het humoristische en dubbelzinnige karakter van het gedicht prettig versterkt. Het had ook een gedicht van Tonnus Oosterhoff kunnen zijn. Dit is gedicht 12, het eerste van de derde afdeling. En warempel, de andere gedichten in deze afdeling vallen met enige goede wil met dezelfde anekdotische situatie in verband te brengen; zoals het tweeregelige gedicht 14: “De meesten willen babbelen, maar ik wil gewoon aanschuiven.” Het is een dun, associatief verband, maar het verhaal dat de dichter lijkt te willen vertellen, wordt er duidelijker mee.

In andere afdelingen is het minder makkelijk die samenhang op een ander niveau dan het meest algemene (schijnzekerheden bieden) te onderkennen. Wel kom je zo nu en dan een treffend gedicht tegen. Zoals gedicht 9, het eerste van twee opeenvolgende gedichten die allebei ‘Is dat wel iets’ heten. Het maakt deel uit van een afdeling, “Onzekerheden 3-11”, waarin een montere, oppeppende toon overheerst: er worden instructies gegeven ter verbetering van een en ander. De beginwoorden van deze afdeling zijn “Iedereen kan het” (direct al een propagandistische oppepper).

En kijk, in de gedichten 9 en 10 verschijnt iemand ten tonele die van aanpakken weet, wanneer er een onderkoelde drenkelinge in leven moet worden gehouden. Hoewel het aanvankelijk wel de beschrijving van een verkrachting lijkt: “Hij smijt haar op bed, dat moet, / die coltrui moet uit, / de rest ook, een scheur is niet erg, hij moet snel / met zijn huid / op haar huid gaan liggen: [maar dan slaat de sfeer van de mogelijke verkrachting om naar die van redding:] zij is onderkoeld. // Of dat wel iets voor mij is? Natuurlijk, / als het lukt met die poriën, dan is zij gered!”

Later in het gedicht gaat de deur opnieuw open naar al dan niet stevige seks: “Ik ben oud genoeg; ik weet / tot welke combinaties deze context leidt. / Ze zweet en ze hoest en ze moet hem nu voelen. / De kajuit – wat een mooie kajuit – is een kajuit / rond een rat. Voor het leven.” Als er een paar gedichten later staat: “We moeten / en zullen jou daarom uit je spreidstand bevrijden”, blijkt de associatie met seks nog steeds niet uitgewerkt. Wat dat betreft weet Bogaert, als de verborgen verleider die een echte marketeer is, hoe het lezende brein werkt: dat is in staat alles met alles te verbinden.

Ik voel daarom uiteindelijk wel voor de uitleg dat deze bundel vooral een kwestie is van slimme marketing. Ons verlangen is de lokkende titel; de toelichting op het achterplat dient om de ernst van deze titel en de kwaliteit ervan te onderstrepen. Vervolgens is de marketing zo diep doorgedrongen in de thematiek dat het aangeprezen product erachter schuilgaat.

Ons verlangen heeft ook wel iets van een Russische matroesjka, met in elke pop een kleinere pop. Niet steeds dezelfde pop in een ander formaat, in dit geval, maar zeer uiteenlopende poppen. Hoe kun je nu aan zo’n pop vragen of de ware matroesjka wil opstaan? Toch is dat wat ik zou willen.

ZUIDERENT, Ad – ‘Het bedrog van een marketeer. “Ons verlangen” van Paul Bogaert’ – in: Ons Erfdeel, 2014, nr. 1, p. 162-163.