Bogaerts jacuzzi’s in het paradijs

Onderstaand interview met Paul Bogaert over de dichtbundel ‘de Slalom soft‘ werd gepubliceerd op: Knack.be/boekenburen, 15-12-2009.

de Slalom soft. Gedicht.

Bogaerts jacuzzi’s in het paradijs

Interview door Bart Van der Straeten

In uw nieuwe bundel is een van de settings een subtropisch zwemparadijs. Waarom precies die plek?
Vijf jaar geleden zat ik met mijn kinderen (met zwembandjes nog) in een pas geopend zwemparadijs. Plots zag ik de redder niet meer als de strenge, onfeilbare Redder uit mijn jeugd, maar als een gewone werkmens, die moe, jong, hoogmoedig, verstrooid, verveeld de kantjes eraf liep. Hoe die niet op de zwemmers lette!  Die ontnuchtering, die voor mij nieuwe kijk was de kiem van dit boek.

De mix van kicks en tristesse maakt van het zwemparadijs een interessante plek. Ik fantaseer graag over hoe zo’n decor tot stand komt. En over hoe snel men zoiets dan ‘paradijs’ noemt. Er moet dan dus iemand zijn die zegt: “We hebben drie plastic palmbomen nodig en ik zal een papegaai op de muur schilderen”.

Als verwarmde entertainmentstolp was het zwemparadijs een goede tegenhanger van de duffe kantoren in de bundel, waar de zaken bedacht en gestuurd worden. Het leende zich ook goed voor verwijzingen naar het fantastische drama van Biosfeer 2. Ik heb ook enkele clichématige verwijzingen naar het paradijs van Adam en Eva niet kunnen tegenhouden, al denkt een Westers jongmens bij het woord ‘paradijs’ wellicht niet langer aan onschuld, schuld en verdrijving, maar aan … glijbanen en ruime jacuzzi’s.

Wat fascineert u zo aan mechanismen, procedures, aan “circulaire systemen“, die in al uw vorige bundels ook een belangrijke rol speelden?
De controle en het streven naar perfectie. Een database om gegevens te temmen en een selectie ervan te genereren, dat is… mooi. De magie van iets dat werkt. Maar ook de dreiging die ervan uitgaat; wat als het niet werkt? Elke procedure gaat ook over wat aan de controle ontsnapt. In elk systeem zit ook de beperking, de afwijking, de storing, de kink ingebakken.

Geregeld legt u in uw gedichten de nadruk op hoe dingen geënsceneerd zijn, geregisseerd. Als een en ander zo geregisseerd is, wie is dan de regisseur?
De mens.

In veel van uw gedichten lijkt de mens als een passief wezen gevangen te zitten in de vertogen die hem sturen (marketing, timemanagement, consumentisme). Bestaat er, denkt u, een mogelijkheid om zich op eigen kracht aan die vertogen te onttrekken? Welke vormen kan dit “verzet” volgens u aannemen?
In de Slalom soft lijkt de hoofdfiguur te ontsnappen/ontspannen in de kicks van glijbaan, seks en vernieling. In de waterglijbaan kun je niet anders dan jezelf zijn door jezelf te verliezen (overgeleverd aan snelheid en zwaartekracht).
Met de lach, het spel, kritiek en kunst kan men proberen die benauwende vertogen te counteren, of op zo’n minst aan te tasten, misschien uit te kleden.

Als u denkt dat er vormen van verzet mogelijk zijn – kunnen die dan bruikbaar zijn in uw poëzie, als onderwerp voor een volgende bundel, of als leidraad voor nieuwe gedichten?
Ik versta de vraag als: nu is het wel genoeg, Bogaert, met die gedichten over de mens als passief, onmachtig wezen. Maar ik vind dat ik daar niet in overdrijf. Ik voel me trouwens gebonden én vrij als ik poëzie schrijf. De gedichten zélf zijn mijn verzetje, hoewel ik er natuurlijk ook reclame voor maak (marketing), hoewel ze ook onder een relatieve tijdsdruk gemaakt zijn (timemanagement), hoewel ze ook te koop zijn en massaal gekocht worden (consumentisme).