Onderstaand gedicht komt uit de bundel ‘de Slalom soft‘ van Paul Bogaert.
Je vreest het affront als stront aan je voeten
Je vreest het affront als stront aan je voeten.
Ringen van wind om de enkels.
Naakter kan niet.
Dit is de constructie waar je van droomde.
En dan krijg je dat weer.
De blabla van de kwal in de pap op het kookpunt.
Het leedwezen. De loftrompet (prot).
Iets wat uit de luidsprekers lekt.
Concreter moet het niet worden.
Je blust de boel. Je blaast.
Laat het stijven. Het vel kan eraf.
Wat een geluk. Je schraapt het uit, ja, daar,
dat zijn de finesses.
Levenslang warmte uit andermans handen?
Daar gaat al de gruizige soep richting putje centraal.
Zou dat het venijn zijn?
Uit: de Slalom soft