Met nagelvijl en bestek een boom omkappen

Onderstaande recensie over de bundel WELCOME HYGIENE van Paul Bogaert werd gepubliceerd in: De Morgen, 20-03-1997, p. 32.

WELCOME HYGIENE. Gedichten.

Met nagelvijl en bestek een boom omkappen

Geert Buelens

Luister, wij hebben daar ook niet om gevraagd. Het is allerminst the choice of a new generation. Het is: doom. Dàt lot heet: ‘overbewustzijn’. Het besef dat alles anders moet, terwijl het nog nooit zo vast heeft gezeten. Het inzicht dat we alles gezien en gehad hebben, en dat het er allemaal niet toe doet. De wetenschap dat het altijd de taal is die ons verraadt, terwijl alleen communicatie zou kunnen helpen. En kom niet aanzetten met gezeik over het fin de millenium-gevoel. Na 2000 wordt het in het beste geval erger. Jezelf overeind houden, daar gaat het om. Je hoofd verliezen terwijl je het erbij houdt.

De Brusselse dichter Paul Bogaert (°1968) probeert in WELCOME HYGIENE dat overbewustzijn en de ziekmakende onrust die eruit voortvloeit te bezweren. Dat mislukt uiteraard, maar op een vaak indrukwekkende manier. Bezweren gebeurt in deze gedichten door te praten, door voortdurend op een onderzoekende en vragende manier in gesprek te blijven: met zichzelf, een aangesproken geliefde, de lezer. Dat levert echter geen dialogen op; het is onmogelijk het hoofd van de ‘ik’ (”Ik weet ik ben / te ik-gericht”) te verlaten. Het schoon en leeg maken van dat hoofd (welcome hygiene) is gedoemd te mislukken, al suggereert het begin van het titelgedicht even het tegengestelde:

Wat je zei was onverdund.
En het bleek ook efficiënt:
ik zie niets meer. Mijn hoofd is proper
nu en wit. Het is gedaan.

Ik duwde eerst mijn ogen in
en hield mijn hoofd naar achteren.
Dan goot ik de gaten vol
met eau de javel en white spirit.

Alleen door – Oedipus achterna – je eigen ogen uit te steken en de holten daarna hygiënisch verantwoord te spoelen, slaag je erin je toestand niet langer te moeten zien. Het gedicht gaat echter verder: “Dat allles weggaat is een waan” – en daarmee wordt al aangegeven dat ook die illusie niet kan worden volgehouden. “Alles” mag dan niet weggaan, er wordt wel driftig geprobeerd om het in enkele sublieme momenten te overstijgen. Dat ‘driftig’ mag u letterlijk nemen: alleen of met zijn tweeën, seks lijkt de aangewezen strategie. Tussen woord en daad staan hier echter geen wetten in de weg, of praktische bezwaren: het overbewustzijn (wat ben ik hier toch aan het doen en waarom?) maakt ook van het liefdesspel eerder een mindgame:

Mijn hersens schuiven al,
het zijn de bewegingen van straks.

Ik wou dat ik mijn doel vergat.

Sentimentaliteit en het lieflijk poëtische worden bewust geschuwd in deze bundel. Bijvoorbeeld in het eerste van de twee gedichten die ‘UW ZAKEN NIET‘ heten en waarin op de volgende manier een lief de laan wordt uitgestuurd: “Langs deze weg wens ik, lief, te hebben / gezegd: het gaat pijn doen. / (…) // Het is te veel / Ik ben formeel: ik kan u niet meer zien. Ik zal gelaten dragen wat ik ben, wat ik weet, / wat men littekens noemt. / Zo zal ik zijn: modest en uiteindelijk weg.” Hier staat gewoon wat er staat (hoewel: lees de eerste zin ook eens zonder komma’s), maar de onweerstaanbare formele manier waarop laat vermoeden dat deze formuleringen er toch ook strategisch op gericht zijn de eigen pijn te verzachten.

De thematiek van deze gedichten is allerminst verrassend: de vergankelijkheid van alles (de liefde, het leven), de onmogelijkheid om echt contact te hebben met elkaar, het verschil tussen zijn en schijn… Er is bibliotheken vol over geschreven. Bogaert heeft zich hierdoor echter allerminst laten intimideren. Met zijn (in beide betekenissen) de lezer direct aansprekende gedichten, zijn technisch meesterschap en zijn slechts in een handvol gedichten falend vermogen om concrete situaties zo te verbeelden dat ze iets ondoorgrondelijks krijgen, heeft hij het strafste Vlaamse poëziedebuut in jaren afgeleverd. En afgaand op het einde van het fantastische slotgedicht ‘OM U TE HELPEN‘ valt er nog veel goeds te verwachten. In dit gedicht spreekt de dichter assertief zichzelf toe (”Ge moogt het weten in deze aftiteling: ik ben er niet / gerust in”) en besluit:

Vergeef uzelf uw valse start,
de weggelegde kettingbrief, uw binnensmondse vergadering.
Ik persoonlijk zou dit hoofdstuk afsluiten. Met iets visueels,
bijvoorbeeld op dit ogenblik een cliffhanger of tussen haakjes
iets als u hoorde het cliffhangerslied!

Ik kijk alvast gespannen uit naar de sequel.

[…]

BUELENS, Geert – ‘Met nagelvijl en bestek een boom omkappen: dichters Paul Bogaert en Erik Lindner debuteren op niveau’ – In: De Morgen, 20-03-1997, p. 32.