De Messi van de Vlaamse poëzie

Onderstaande recensie over de bundel Ons verlangen van Paul Bogaert verscheen in: Poëziekrant, november 2013, nr. 7, p. 18-21.

Ons verlangen. Gedichten.

De Messi van de Vlaamse poëzie. Over Ons verlangen van Paul Bogaert

Koen Vergeer

Het verschil tussen Paul Bogaert en Lionel Messi wordt zienderogen kleiner. Soms is het nog flinterdun. Er blijft echter een essentieel verschil. Voor de minder gecultiveerden onder ons: Lionel Messi is een Argentijnse profvoetballer die sinds jaar en dag speelt voor Barcelona, een soort van valse spits, boordevol oogstrelende acties en elk seizoen goed voor talloze assists en recordreeksen van doelpunten. Lezers van Paul Bogaert hebben het verschil nu al opgemerkt.

Bogaert de Messi van de Vlaamse poëzie? Slaat de vervoetballisering nu ook la toe in mijn Poëziekrant? Ik hoor het u denken. Maar ik kan er niks aan doen, de vergelijking dringt zich op, zelfs wanneer het niet zo bedoeld is.
Bogaerts nieuwe bundel Ons verlangen begint al met een warming-up, waarbij toeschouwers, genodigden en hoofdrolspeler elkaar bemonsteren.


De aanwezigen ruilen quotes en modekleuren. Ik rol mij
door het geroezemoes, draai mij om in de felicitaties
en wordt royaal gepaneerd in de quatre-mains van de dag.

Het zal hier voornamelijk culinair bedoeld zijn, maar ‘gepaneerd worden’ betekent tegenwoordig ook de bal door de benen gespeeld krijgen, en ik twijfel er geen moment aan dat Bogaert die bijbetekenis voor lief nam nadat hij de regel had uitgetypt. Een paar gedichten verder beschrijft de dichter hoe hij zich staande houdt, gelijk een Messi op de grasmat:


Dat is dus altijd een getrek en geduw
of wat had je verwacht?
Een wegduw, een wegrol (nee, te afstandelijk)
of een omduw of een omrol (nee, veel te clownesk)
of een omleg, ja, een omleg klinkt goed (denk visstick).

Onnavolgbaar. Het zijn heel gewone woorden, maar die omleg (denk aan omweg) naar die visstick is zó grappig, dat je gepaneerd bent voor je het weet. Dit soort eigenzinnige, virtuoze acties, dit speelse uitdollen van de lezer is voortdurend aan de gang. Liefst somde ik een paar van die acties achter elkaar op. Weet je wat, ik doe het gewoon. Wat dacht u van ‘Een hologram van full-time equivalenten’? Of neem ‘de Pattexheks Migraine’ met haar ‘versleutelde erfdelen’ en ‘haar imaginaire controleorkest’. Ik vind het prachtig. Ook mooi is deze strofe:


Het probleem
is dat ze jou ook uitgeschakeld overal volgt,
vermomd, als een denksport, rond de kinderen,
in de rommel, niet te neutraliseren frituurolie, als je wilt
slapen, een zwerfkat, een oude to-dolijst.

Bogaert bespeelt vele registers, schakelt ze vloeiend aaneen. Woorden, woordcombinaties, het swingt allemaal, er zit vaart in, gedrevenheid. Voor zo’n speler komen de voetballiefhebbers naar het stadion. Weergaloze techniek, snelle balbehandeling, scharen en schijnbewegingen. Genieten. Analisten kunnen zich volkomen uitleven op ‘al die slowmotionkitsch in het landschap’.

Maar natuurlijk hep elk voordeel ook zijn nadeel. Want de ervaring leert dat coaches en supporters zich op den duur gaan ergeren aan zo’n eindeloze pingeldoos. Die balverliefde speler die maar acties en acties blijft maken om uit te blinken en liever niet scoort, omdat hij de bal dan kwijt is aan de tegenstander. En dat is het verschil: Messi legt er ieder voetbalseizoen zeker zo’n vijftig in het mandje. Hij beslist wedstrijden, Champions-League-finales. Nu is poëzie geen voetbalmatch, maar ook voor poëzielezers is de vraag waarover gedichten gaan en waar ze naartoe willen een gerechtvaardigde vraag. Bogaert wil daar zo min mogelijk van weten. Op de achterflap schrijft hij dat de bundel ‘een duidelijk overzicht [biedt] van wat we zeker weten over wat ons allemaal drijft’. Ironie, want al zijn gedichten heten ‘Onzekerheden’. Een beetje de open deur van Socrates, maar vooruit. De gedichten zijn vervolgens strak symmetrisch geordend, geschreven in heldere taal, eenvoudig haast en toch onnavolgbaar.

In een boze bui heb ik dit soort poëzie wel eens Rorschachpoëzie genoemd. Bij Rorschachtests krijgen proefpersonen willekeurige vlekken voorgeschoteld waar zij zelf betekenissen aan mogen geven. Ik vind dat Bogaert ook heel wat van zijn lezers eist. Te veel? Wat mij betreft wel, en ik kan heus wel wat hebben. Hij wil niet te afstandelijk overkomen, en niet te clownesk, dus serieus en betrokken, maar ik vind dat ik er toch te veel zelf in moet stoppen. Dat kan ook makkelijk. Volgens de achterflap zou de bundel eerst ‘Man & vrouw’ heten, en diverse gedichten laten zich inderdaad lezen als liefdesgedichten. Seks is er ook. ‘Onzekerheid 17’ met regels als ‘een complex amalgaam van ampères en Schweppes, een orgie / van geel-groene geisers’ en ‘groeiende waaiers van steeds hogere Ti-Amo-Ti’s’ heeft bepaald iets orgastisch en dan zou de Pattexheks wel eens het stemmetje van een postcoïtale depressie kunnen zijn – maar ja, zoals dat gaat met Rorschachtests en met veel poëzie, na een tijdje kun je overal de seksualiteit in lezen.

Zo zijn er ook lezers die overal poëticale betekenissen in zien, en ook op mijn vergelijking met Messi valt vooralsnog weinig af te dingen, dus… Maar als het zo gemakkelijk alle kanten op kan, en ik zelf alle betekenissen moet aandragen, waarom zou ik dan zo’n hele bundel kopen?

Tot zover de twijfel, die uiteindelijk toch wel in Bogaerts voordeel uitvalt. Want Ons verlangen bevat genoeg vermakelijks en moois. Het is misschien ‘een plotloos miniballet van violette pionnen’, maar het is ‘zo elegant en vulgair tegelijk dat het niemand verveelt’. Het komt denk ik ook omdat je als poëzielezer intussen een beetje weet wat je aan Bogaert hebt. Zijn stijl, zijn aanpak, zijn stem – net zoals je Messi onmiddellijk tussen honderden voetbalspelers herkent.

En zowaar, tegen het eind, toch een plot?) komt er nog wat dreiging. Wanneer de dichter vraagt of alles baarlijke nonsens is, komen er nogal dreigende stemmen:


Wacht maar tot jij in de boze droom moet wonen
waarin de klok ontploft.

Wacht maar tot jij je eigen termijn bij elkaar zit te schrapen
terwijl anderen opgezwollen
futiliteiten betreuren.

Is het ten slotte de dood die dwingt tot een heus slotoffensief? Tegen het eind wordt de lezer opnieuw de wacht aangezegd: ‘Wacht maar tot er een smurf vol begrip / aan de deur in het schemerdonker jou / twee morfinepompen aansmeert.’ En dan is er geen ontkomen aan, want ‘Je hebt jezelf / akkoord verklaard met betrekking / tot lichaamsdelen zoals / bepaald in het terugkeercontract.

Misschien is het minder wat ons drijft dan de gedrevenheid van de dichter Bogaert die beklijft na het lezen van Ons verlangen. Daar is op zich niks mis mee. Integendeel. Toch verlaat ik het stadion een beetje met een 0-0-gevoel. Maar ik verlang al wel naar de verlengingen, en dan mag de Messi van de Vlaamse poëzie er best gewoon een paar inschieten.

VERGEER, Koen – ‘De Messi van de Vlaamse poëzie. Over Ons verlangen van Paul Bogaert’ – in: Poëziekrant, november 2013, nr. 7, p. 18-21.