Fuzzy logic

Onderstaande recensie over de bundel WELCOME HYGIENE van Paul Bogaert werd gepubliceerd in:Standaard der Letteren, 15-05-1997, p. 13

WELCOME HYGIENE. Gedichten.

Fuzzy logic

Vernieuwend debuut van Paul Bogaert

Jos Joosten

Welcome hygiene is het poëziedebuut van de 29-jarige Brusselaar Paul Bogaert. Een ronduit verrassende en intrigerende bundel, die volgens Jos Joosten een welgekomen nieuwe wind in poëzieland brengt.

In “Thuis”, het openingsessay van Verrassingen, haar jongste boek, haalt Patricia de Martelaere onder meer de opvattingen aan van architect Peter Eisenman. Die is van mening dat van alle kunstvormen de architectuur de minst geëigende is om “postmodern” genoemd te worden. Sterker nog: de bouwkunst staat er zelfs diametraal tegenover. Immers, het bouwen van huizen is gebonden aan de fundamentele voorwaarde “steun en stevigheid te bieden”.

Eisenman stelt dat de essentie van architectuur “nu eenmaal niet loswrikken maar vastzetten is”. Het lijkt erop dat dat streven ook waarneembaar is in Welcome hygiene, de debuutbundel van de 29-jarige Brusselaar Paul Bogaert.
Als mijn vergelijking tussen poëzie en architectuur juist is, houdt die in dat zich met dit debuut een nieuw soort poëzie aandient na het “postmoderne” genre dat met name in Vlaanderen vanaf het midden van de jaren tachtig sterk – in beide betekenissen – aanwezig was.

Ik kom natuurlijk niet helemaal toevallig op de vergelijking met de huizenbouw. In Welcome hygiene komt een afdeling “HUISGERIEF” voor, een afdeling “TRAPPEN“, en lezen we zinnen als: “Wat niet thuishoort, hangt niet samen.”
Die laatste versregel is belangrijk, alleen al vanwege de verwantschap met Eisenmans opvatting: de dichter verwijst ermee naar de samenhang, de steun en stevigheid van een “thuis”.

Maar ook de manier waarop Bogaert in zijn bundel de regel presenteert, is illustratief. Een belangrijke kernzin als deze stopt hij haast weg: in dit geval tussen waarnemingen van de tamelijk alledaagse omgeving in een restaurant.

Dat doet Bogaert vaker. Hij heeft serieuze zaken te melden, maar het is wel even zoeken tussen de trivialia. We lezen onder meer over de finale van een danswedstrijd (met een karakteristiek van een jury die ik nooit meer vergeet: “Voor de camera lachen zij – de zakken vol obolen – zichzelf deskundig weg”). We komen te weten dat vis “altijd een bed van ijs” moet hebben, maar daarnaast vinden we ook het gedicht “DEK ME TOE” – een prachtig slaapliedje dat alles heeft om een poëzieklassieker te worden.
Dit gedicht toont meteen een ander kenmerk van Bogaerts werk: een spel met het dubbelzinnige van betekenissen. Het gedicht krijgt een wat lugubere bijbetekenis als je eraan denkt dat het in de reeks “ZAND” staat. Het herhaalde “dek me toe” zou ook gericht kunnen zijn tot het zand in plaats van tot de, meer voor de hand liggende, moederfiguur.

Die dubbelzinnigheid begint al met de titel van de bundel. Aanvankelijk zal men geneigd zijn die in het Engels te lezen, bijvoorbeeld als titel van een tv-serie. De laatste regels van de bundel verwijzen naar de soapcultuur:

Ik persoonlijk zou dit hoofdstuk afsluiten. Met iets visueels,
bijvoorbeeld op dit ogenblik een cliffhanger of tussen haakjes
iets als u hoorde het cliffhangerslied!

Maar iets eerder was er de afdeling “CALM IC“, waarin de dichter zich in het gelijknamige gedicht consequent “ic” noemt. Deze Middelnederlandse schrijfwijze laat meteen de mogelijkheid open het “welcome” uit de titel als (quasi-)middeleeuws op te vatten.
Daarnaast ondersteunt het “welkom” uiteraard ook het motief van het huis, van het thuiskomen. Het is een typerende ambiguïteit: Bogaert zegt niet snel het laatste woord.
Uit zo’n “huis-motief” of uit een gedicht als “dek me toe” kan worden geconcludeerd dat de dichter in Welcome hygiene op zoek is naar bescherming, naar zekerheid. Op een iets hoger – of althans ander – niveau kan dat worden uitgelegd als een verlangen naar een einddoel, naar een vorm van zin in het leven.

Van een van de eerste gedichten in deze bundel luidt – na een witregel als om hem te benadrukken – de slotzin: “Ik wou dat ik mijn doel vergat.” Wat daaruit verder ook voor wens moge blijken, in Bogaerts optiek bestaat er ergens een doel. Dat bevestigt de invalshoek die hij inneemt ten aanzien van het, in zekere zin “doelloze”, postmodernisme.
Ook elders in Welcome hygiene is dat waar te nemen. Soms lijkt het zelfs of de dichter bewust met de postmoderne opvatting polemiseert. Dat is het beste te illustreren met een voorbeeld. In een van de absolute hoogtepunten van de “postmoderne” poëzie, Dirk van Bastelaeres Pornschlegel en andere gedichten, is op zeker ogenblik sprake van “Allemaal delen, van een geheel dat ontbreekt”. Typerend is wat Bogaert er – wellicht onbewust – tegenover plaatst.

Tenzij u het bovenstaande ongelezen liet,
kunt u enkel een spleet zien
en niet het massieve geheel
dat ik weet niet hoe klem zit.

Bij Van Bastelaere ontbreekt “het geheel”. Bogaert heeft er op zijn beurt niet veel mee op. Hij beschouwt het als statisch en niet te omvatten, maar hij erkent in elk geval de aanwezigheid ervan.

Het voorgaande zou, door alle huiselijkheid en het verlangen naar rust en zekerheden, onterecht de indruk kunnen wekken dat zich met Bogaert een gezapige dichter aandient met een romantisch verlangen naar het oude, het overzichtelijke of het totale.
Dat is niet het geval. Elke parafrasering van een bundel doet het origineel geweld aan, maar in dit geval wel zeer nadrukkelijk. Het is niet na te vertellen hoe levendig, spitsvondig en uitdagend deze bundel is.

Welcome hygiene is een en al taalavontuur en daarbij bijzonder spannend inzake compositie. Ik gaf al aan dat kernregels achteloos door de bundel verspreid liggen. Ook inzake opbouw lijkt Bogaert hooguit een zekere “fuzzy logic” te hebben gehanteerd, die het belangrijkste niet per se centraal stelt.

Zo staat de serie “finale” bijna aan het begin van de bundel, hebben sommige gedichten twee of drie keer dezelfde titel (en andere weer helemaal geen titel), en blijkt dat van de vier gedichten in de afdeling “twee keer” twee wèl en twee niet dezelfde titel te hebben. Intussen is er beslist method in the madness, want daarvoor zijn allerlei motieven weer te zorgvuldig uitgezet door alle gedichten heen.

Ook stilistisch springt de uiteenlopendheid in het oog. Naast ondoorgrondelijke gedichten, vinden we zoiets als het al genoemde, toegankelijke slaapliedje.
Een gedicht als “Haar vel” zal ik nog vaak moeten lezen alvorens meer dan een vaag vermoeden te hebben waarover het gaat, terwijl de reeks “finale” vrijwel direct duidelijk is.
Er lijkt – ondanks het hoger vermelde verlangen naar een doel – weinig vast te staan in deze bundel. Soms is de lezer er zelfs bij, terwijl de dichter nog naar de juiste woorden zoekt.
We lezen dan regels als “nu krijgt / gij het niet uitgelekt, niet uitgelegd”. En één keer is een regel zelfs opzettelijk doorgestreept en vervangen.

De poëzie van Paul Bogaert is dus, wat vorm en inhoud betreft, allesbehalve traditioneel. De dichter is zich bewust van de onvaste plaats die de mens in de jaren negentig inneemt in de (culturele) werkelijkheid. Het “cliffhangerslied” liet het al even zien: van het onderscheid tussen “hoge” en “lage” kunst trekt ook hij zich weinig aan.

Stond er maar een persoon beneden
aan de voet van de bergen,
die waarschuwt wie vertrekt voor gevaar
wanneer dauw zich op voorwerpen vastzet en bevriest
en evenwichtsstoornissen, tandplak, overmoed, gebrek aan durf
zich voordoen en die meedeelt dat geloof in samenhang
in dit geval aangewezen is.

Uit de eerder uitgesproken wens zijn “doel” te vergeten, bleek dat het doel bestond, hoewel dat niet van harte werd erkend. We zien hier eenzelfde soort distantie. Bogaert zou, met andere woorden, graag kunnen geloven in het geloof in samenhang – dus in enige coherentie binnen alle verwarring die hijzelf presenteert.
De poëzie kan hooguit proberen om enigszins de juiste richting aan te geven. Ziedaar de functie van de dichter. “Ik zal niet ophouden met het vinden / van verwoordingen”, schrijft Bogaert. Als hij dat zo blijft doen als in Welcome hygiene, dan gaan we nog mooie avonturen tegemoet.


JOOSTEN, Jos – ‘Fuzzy logic. Vernieuwend debuut van Paul Bogaert’ – In: De Standaard der Letteren, 15-05-1997, p. 13