Knokken tegen een waarheid

Onderstaande recensie over de bundel de Slalom soft van Paul Bogaert werd gepubliceerd in: De Groene Amsterdammer, 27-11-2009, p. 49.

de Slalom soft. Gedicht.

Knokken tegen een waarheid

Janita Monna

Wat hebben de Servische inzending voor het Eurovisie Songfestival in 2007 en de Vlaamse dichter Dirk van Bastelaere met elkaar te maken? Niets, zou je op het eerste gezicht zeggen. Van alles, weet Paul Bogaert in zijn essay Verwondingen (2008) duidelijk te maken. Beide fascineren hem en Bogaert wil onderzoeken waar die fascinatie vandaan komt. En of zijn lees- en kijkervaring trefwoorden opleveren voor het benaderen van poëzie. Het brengt hem uiteindelijk bij de stelling dat het in poëzie draait om contrastwerking in vorm, inhoud en muzikaliteit. Een gedicht wint aan spanning als het tegengestelden bijeenbrengt, al zijn die uitersten niet eenvoudig te scheiden. Op de grens van begrijpen en niet-begrijpen, daar begint de fascinatie.

Er gebeurt iets vergelijkbaars bij het lezen van Bogaerts nieuwe bundel, zijn vierde tot nu toe, de Slalom soft. Meteen bij die wonderlijke titel springen de wenkbrauwen omhoog. Langs welke zigzaggende wegen worden we in deze bundel geleid? In vorige bundels ging Bogaert vaak uit van één idee dat een serie op zichzelf staande gedichten opleverde. De Slalom soft is één gedicht, opgedeeld in vijf reeksen die elk bestaan uit verschillende fragmenten. Iedere reeks opent met een soort ’samenvatting’ van wat gaat komen: ‘1. Waarin de werkmens zich op de dagtaak richt./ Waarin al wie niet werkt, een klant wordt./ Waarin een panter in beeld komt die rustig blijft liggen.’ Het klinkt geruststellend en lijkt houvast te bieden bij wat gaat komen. Maar die houvast is schijn.

De Slalom soft blijkt de naam van een reuzenglijbaan in een zwembad. Bogaert schetst de vergadering waarin de naam voor het ding wordt bedacht. ‘Nee, het moet iets à la Tonina zijn./ De Splash en de Python bestaan al./ De Kick ook./ De Sensation. Nee. De Helix: te moeilijk./ De Snake. Wie noteert? (…) De DoubleYou: te parenclub./ De Scream./ De Drain./ We nemen het later nog op.’

Is zo’n glijbaan waar je met een rotvaart, voortgestuwd door water doorheen suist in het dagelijks leven vooral een bron van vertier, wie het zwembad van de Slalom soft binnenstapt komt in een benauwende wereld, in een verhaal dat herkenbaar is en surreëel tegelijk. Hoofdpersoon in die wereld is een wat willoze ‘werkmens’, hij zou de badmeester kunnen zijn, die in de tredmolen van het werkende leven een fout begaat.


Vandaar die lichtinval, als insteek,
de schittering,
die meteen in het verslag werd gestikt.
Want wat lees ik daarin? Dat ik niets heb gezien!
Ik die mij voor elk uitwerpsel van hier naar daar
op afroep met het schepnet rep
in de verplichte schepnetkuur
in de potsierlijke choreografie met het lange schepnet.

De hoofdpersoon knokt tegen een waarheid op papier, een verslag waarin zijn handelen ten tijde van het ongeluk is vastgelegd, tegen woorden op papier die een machtige werkelijkheid vormen. Het is een soort kafkaëske situatie, waarvan de voorbode in het eerste fragment van de bundel te lezen is: ’snél, jong,/ overgeleverd, dat is het woord.’

De Slalom soft biedt fragmenten die een verhaal suggereren, maar zich aan eenheid onttrekken. Steeds als er eenheid lijkt te zijn, valt alles opnieuw in stukken uiteen. Bogaert waarschuwt ervoor in de vijfde reeks: ‘Waarin samenvatten bijzonder moeilijk om niet te zeggen/ onmogelijk wordt.’ Weinig wordt met zoveel woorden gezegd, alles is reconstructie. Wat gebeurd is of zou kunnen zijn is alomtegenwoordig in het wit van de pagina.

Je zou moedeloos van deze bundel kunnen worden als Bogaerts afstandelijke, wat onderkoelde en licht-ironische toon er niet was. Nietszeggende, vaak achteloos gebruikte kantoor- en marketingtaal neemt hij op de hak. Hij weet woorden, zinnetjes en uitdrukkingen op een plek te zetten waar hun leegheid, en hun lelijkheid vaak ook, een beetje te kijk wordt gezet: ‘Er is een persoonlijk invulveld voor twijfels’. Daarnaast zijn er plastische beelden als deze te vinden: ‘laat een zucht over zijn hartslag zakken’; en trefzekere enjambementen als ‘Niets over de verschillen in de wereld/ van de luidsprekers’, vondsten als ‘kwalblauw’ en rijm als ‘affront als stront aan je voeten’.

In Verwondingen stelt Bogaert dat de lezer van een gedicht in een bad van weten en niet-weten terechtkomt, en van vermoeden, en dat hij daarvan kan genieten of schrikken. In De Slalom soft worden we als in het leven zelf slalommend meegevoerd; wat snel en open begon, eindigt in het afvoerputje. Aan het slot van het gedicht gloort geen hoop: ‘Daar gaat al de gruizige soep richting putje centraal./ Zou dat het venijn zijn?’ Om van te genieten of van te schrikken.

MONNA, Janita – ‘Knokken tegen een waarheid’ – in: De Groene Amsterdammer, 27-11-2009, p. 49.